Ggggodsamme Tib, het is net als met bijna al je auto’s: links net de leidingen en een klep gereviseerd, blijkt je rechterkant zo geblokkeerd als je koelkast thuis. Er móet een autoriteit zijn die je hiervoor kleurrijk kunt kapitonneren. Vijf dagen heb je geprotesteerd bij de hoogste instantie, maar aan die lange met de zeis, sinds dat laatste groot onderhoud verwees je daar veelvuldig naar, was geen ontsnappen. Biechten deed je bij niemand, maar toch denk ik dat je wel bent binnengelaten, aangezien ze daar de kracht van het woord wel erkennen.
In die vijf dagen bleek hoeveel niet alleen familie en vrienden, maar ook je buurtje om je geeft: Mark had het al over ieder zijn eigen topje van de ijsberg, ik heb sterk het gevoel dat ik onder water heb mogen kijken naar het geheel, want uit Daniel’s woorden, de bovenbovenbuur, rijst een consistent beeld op: “hij was geliefd onder buren, hielp mensen, was scherp in zijn analyses, had humor en was eigenwijs. niemand mocht hem helpen, hij wilde alles altijd alleen doen. Ondanks zij beperkingen bleef hij strijdbaar, vol humor en liet hij zich niet kisten.” Okee, bijna consistent.
Het spontane piano stukje, hoorbaar door het plafond, dat eigenlijk voor kleine kring bedoeld was, zal straks hier dan toch zijn premiere publiek vinden, al was het maar omdat het hier dan toch wat meer aanvoelt als de Holendrechtstraat, in plaats van de laatste tussenhalte van jou en en je roedel: Olle, heer Draak, koniijn, loesje, en Antonia. Iris, hoogzwangere bovenbuuv, mocht jouw premiere zich aandienen, denk goed na over de naam, want mensen in Tib’s omgeving hebben de hinderlijke gewoonte van voornaam te veranderen.
Mensen die die behoefte niet voelden, kregen van jou er gewoon één toebedeeld: De kloek, de hond, het bladetend insect, haasje klaas, de marmot -garagehouder in Druten- kreeg bij het op- en uigroeien van zijn zoon er nog een bij: ed en willem bever. Overigens hield je er op elk adres een tweede automonteur op na: de overbuurman. Sowieso heeft de uitvinding van het wiel voor jou pas zn nut bewezen na de uitvinding van de verbrandingsmotor. Dat je brommobiel de geest gaf toen ik hem op je stoep parkeerde, mag profetisch genoemd worden.
Soms werden ook creatieve uitspattingen hertiteld: de lachende koe, het troostende paard, frans hals achtige hondeportretten bevolken je verdieping, ik snap nu ook veel meer je affiniteit met Chagall: In de tijd dat co-ouderschap nog geen begrip was, maar je wel elke woensdag langs kon komen, dank je mam, heb je me eens gevraagd me ziek te melden. Om half zes ’s ochtends stond je op de stoep, rond lunchtijd stonden we in Centre Pompidou, waar een overzichtstentoonstelling was. In mijn studententijd, ik was in between homes en kon bij Kees en Gertruud inwonen met als enige tegenbetaling eens in de week koken en een statieportret van -hoe kan het ook anders- hun beider honden, besteeg ik de zoldertrap van dat statig huis in loenen, en stond in het schemerdonker oog in oog met Aleida, de met kaarsvet bedropen schedel en ex bewoner van Tib en Herman’s studententijd. Wees gerust, toen ook al in die verschijningsvorm.
Zo spring ik deze dagen voortdurend door de tijd, op zoek naar jou. Mijn neiging tot doordiscussieren weet ik aangeleerd door mijn verwoede pogingen als tiener om door je psychologisch geschoolde verdediging te breken, en dat werkt nog een generatie door naar de verbeterde versie 3.0, waarvan de diverse debat trofeeen van Mila mogen getuigen. Daarmee omgaan is nog work in progress, maar zij is er al een stuk eerder bij. Als ik later opa mag zijn van 4.0 zijn we hopelijk in balans.
Ik heb je eens een rondgang geboden langs mijn Utrechtse grachten en pleisterplaatsen, stomverbaasd was je dat buiten Amsterdam ook zoiets kon bestaan, en je riposteerde dat naar later bleek in aanloop naar je eerste hartekreet in t olvg, met een tocht door Oost en Rivierenwijk, bijna koortsachtig om alsnog in ieder geval de geografie van je geschiedenis te delen. Een stortbui op droge grond, het dreigde verloren te gaan. Gelukkig hebben we de Grote Bibliotheek aan de Holendrechtstraat nog. Hoewel er toen nog niks urgents aan de hand was, moest ik toen onwillekeurig denken aan die keer dat ik instructies kreeg van Tinka’s opa over de inhoud van zijn boekenkast, die, beginnend dement zich letterlijk aan mij staande moest houden tussen de drukke verhuizers die zijn nest uitgumden, zoals in The eternal sunshine of the spotless mind. Die ontluistering is je godzijdank bespaard gebleven.
Waar ik jaren me enigszins afgunstig voelde als ik voor mij compleet nieuwe feiten via anderen leerde , snap ik inmiddels dat iedereen dat heeft, maar dat gestuiter door de tijd voel ik als een aai een stomp een diepe tuimeling een kus en het duizelt me, maar jij had thuis gewoon vanuit je zetel, als een iets luiere versie van je bhoedda’s, zicht op al die ankers in de tijd, en voelde je volkomen senang. Was je in je tijdloos element, in die zin is er niks veranderd.
Een beeld dat steeds opduikt bij mij, we hadden voor vakantie een omgebouwde Ford Transit, en vanuit mijn bed had ik een hoog uitzicht over de bestuurdersplaats, is de weerspiegeling van van de snelwegverlichting in je toen al kale knarretje, als de lichten van een eindeloze startbaan, en dan kan ik slapen.
