Mark

Lieve Pap,

Daar sta ik nu op de plek waar jij vaak stond bij dit soort gelegenheden. Want jij was daarin gewoon de beste, geestig, gedragen en artistiek. In onze familie hebben we altijd veel artiesten gehad. Ja, wij zijn erg artistiek, veelal in figuratieve zin. Jouw broer bijvoorbeeld, en jouw vader namen veel en graag de tekenpen of het penseel ter hand. Met het wegvallen van familieleden kwamen deze werken meer en meer in het bezit van het restant van de familie. Deze trechterwerking heeft er nu voor gezorgd dat een groot oppervlak van jouw woonruimte nu in beslag wordt genomen door indrukwekkende stapels lijsten en lijstjes, werken en werkjes in vele stijlen en gedaanten. Als ik bij jou kwam dan zag ik eigenlijk maar het topje van de ijsberg. Het gedeelte van de ijsberg dat zich al die tijd onder water bevond begint zich nu pas langzaam af te tekenen. We hebben wat af getekend, geschilderd en gekleid met zijn allen in deze familie! 

Ook jij was een artiest, maar dan van het woord. Zoals een schilder met enkele eerste streken een beeld treffend weet neer te zetten, zo deed jij dat met woorden. Jouw wereld lag als het ware in een bedje van symboliek en humor. Jouw wereld ontsteeg de grauwe werkelijkheid, was vol denkbeelden met onvermoede dwarsverbanden en kleurrijke bovennatuurlijke wezens zoals denkmuizen, kriebelhanen, sprokkelbeesten en handelaars in wandelende takken. Hierbij hoorde ook vaak een heel ritueel. Ik was de illegale handelaar in wandelende takken, jij deed je voor als potentiële koper van een wandelende tak, maar in werkelijkheid een under cover inspecteur die kwam controleren op beschermde diersoorten. En dat de wandelende tak toch zeker hiertoe behoorde, dat diende ik toch te weten. Als ik dan desondanks de verboden waar aanbood, dan onthulde jij je ware identiteit, met alle vreselijke gevolgen vandien. 

De boete zou nog volgen, en via dit ritueel maakte ik al op vroege leeftijd kennis met de weerzin die jij had tegen halsstarrige autoriteiten en vergelijkbare instanties. Na weer een aanvaring met een onwillige ambtenaar, volgde er dan ook steevast een spreekwoordelijke “brief op poten”, waarin je dezelfde taalkunst aanwendde om de betreffende dienstklopper eens flink in zijn hemd te zetten. Hoewel ik me niet kan herinneren dat dit ooit succes heeft opgeleverd, gaf je niet op en bleven er altijd brieven op poten de deur uit gaan, zelfs nog in het zeer recente verleden. Advocaten, politie-ambtenaren, controlerend artsen, ze moesten er allemaal aan geloven. Ik weet zeker dat je brieven op poten niet onopgemerkt zijn gebleven. “Het is gezien”, om met Gerard Reve te spreken. 

Zo genadeloos als je jouw toorn op deze onverlaten liet neerdalen, zo sprak er liefde uit de woorden die je richtte aan degenen die jou na stonden. Die liefde had je om te beginnen voor jezelf, maar aangezien de liefde bij jou in royale hoeveelheden aanwezig was, deelde je hier ook ruimhartig van uit, aan vele personen en op even zoveel manieren en in even zoveel hoedanigheden. Zo leidde je eigenlijk niet één leven, maar meerdere, waarbij iedere betrokkene zijn eigen topje van jouw ijsberg te zien kreeg, terwijl het restant onder water aan het oog onttrokken bleef. 

In het gedeelte dat ik van je te zien kreeg zag ik een vader die trots en bewondering liet blijken voor zijn zoon. De aan mij bedeelde artistieke genen van de familie zaten hem in woord en muziek. Als ik een optreden had met een van mijn bands, dan stond jij vaak in de zaal, met een pilsje in hand. Na afloop zocht ik je dan meteen op en volgde een vaderlijke omhelzing. Als ik terugkwam van mijn zangles in Amsterdam kwam ik vaak bij je langs. Dan praatten we nog even bij of keken naar het staartje van een voetbalwedstrijd. Klagen deed je niet, maar het was wel duidelijk dat de jaren hier en daar hun tol gingen eisen. Dan viel je bijvoorbeeld in slaap in je stoel tijdens ons gesprek. Ook werd je slechter ter been, maar het was tekenend dat je eigenlijk niet in en uit de auto geholpen wilde worden. Je wilde alles zelf blijven doen, zelf de regie blijven houden. 

Vorige week in het ziekenhuis, toen de arts het tijd vond om een beslissing te nemen over het al dan niet voortzetten van de behandeling, en inderhaast degenen bij elkaar werden geroepen die deze zware taak op zich zouden moeten nemen, had jij de beslissing al genomen. Jij had met niemand iets te maken, je besliste zelf wel. Nadat je uit deze stoffelijke wereld was vertrokken, probeerde ik uit alle macht een begin van acceptatie te vinden. Geen langdurige ziekenhuisopname, geen lijdensweg, jij hebt zelf je boeltje gepakt toen het daarvoor tijd was, en hoewel plotseling, het was helemaal in jouw stijl. Allemaal rationele gedachten, maar ze geven me nu geen houvast, daarvoor is het nog te vroeg. Dan hoor ik in mijn hoofd opeens jouw stem: “Ik ben eigenlijk op zoek naar iemand die wandelende takken verkoopt.”